Kampioen – Een vertelling over groei

Rutger cover foto
Datum:

06 juni 2023

Categorieën:

Contributor(s):

Hartger Wassink

In 2020 publiceerde ik de bundel Sprongen, waarin ik alle stukjes bij elkaar bracht die ik in de loop der jaren over onze zoon geschreven had. De afgelopen jaren heb ik niets meer geschreven, maar nu voeg ik er nog een nagekomen verhaal aan toe. Ik plaats het hier met zijn toestemming. Het is wat langer geworden dan de andere stukjes. Of het ’t laatste verhaal zal zijn, weet ik niet.

Dit verhaal is ook te downloaden in EPUB en PDF-formaat.

Kampioen

“Jij geloofde er niet in, he? Dat is eigenlijk best wel erg.” Zoon en ik trappen een bal over in de woonkamer. Zoals we dat wel vaker doen, als we een gesprek hebben. Het was iets dat we ontdekten toen hij ongeveer 10 was. Als je met hem wilde praten, kon dat het best met een voetbal erbij. Sinds die tijd rollen er altijd twee of drie voetballen door de woonkamer. Hij gebruikt ze namelijk ook om een balletje hoog te houden, als hij zich verveelt. En dat is best vaak, voor iemand met een ADHD-diagnose. In al die jaren heeft hij trouwens nog nooit iets omgeschopt. Hoe bijzonder dat eigenlijk is, bleek toen een vriend van zoon ook eens een balletje hoog ging houden en er al snel een vaas van een tafeltje werd gestoten. Sindsdien probeert niemand dat meer, alleen zoon zelf.

Het is de week voor de afsluitende wedstrijd van het voetbalseizoen voor zoon en zijn vriendenteam. Toen hij het idee voor dat vriendenteam opperde, ruim een jaar geleden, geloofde ik er inderdaad niet in. Nog maar een paar weken daarvoor namelijk was de kalk van de muur in de woonkamer gesprongen toen hij de deur dichtknalde tijdens een ruzie met mij en zijn toenmalige trainer. Het was niet z’n eerste akkefietje met een trainer in z’n voetbalcarrière. In die zin keek ik er niet van op. Al die jaren, vanaf z’n 6e, was ik iedere zaterdag meegeweest naar voetbal, omdat er altijd iets kon gebeuren.

Hij kon bijvoorbeeld kwaad worden op de scheidsrechter, die de overtredingen op hem niet zag. Gefrustreerd op z’n teamgenoten, omdat ze aan het verliezen waren. Ruzie krijgen met de trainer, omdat hij het niet eens was met een beslissing. Van woede rende hij dan zomaar het veld af, en dan kon ik hem ergens op het voetbalterrein, of erger nog: daarbuiten in weet-ik-wat-voor-oord de wedstrijd was, achterna gaan om te voorkomen dat er ergere dingen zouden gebeuren.

Toegegeven, de laatste jaren was het rustiger. Zelfs zo goed ging het, dat ik niet altijd meer meeging naar wedstrijden. Het leek me ook wel goed, dat hij het zelf leerde oplossen. Wat niet altijd lukte, getuige het bezoek van de trainer aan huis die ene keer.

Dus begrijpelijk, leek me, dat ik niet heel enthousiast reageerde toen zoon met het plan kwam om een vriendenteam te beginnen. Geen trainer, geen begeleider, ze gingen het helemaal zelf doen. Ik zag allemaal beren op de weg. Niet eens zozeer het onvoorspelbare gedrag van zoon zelf. Z’n vrienden zouden hem ondertussen moeten kennen, dus die wisten wat ze aan hem hadden.

M’n voornaamste zorg was dat ze zouden onderschatten hoe het zou gaan. De helft van de jongens, allemaal 17 of 18 jaar, zou dat seizoen gaan studeren. Dat betekent: naar een andere plaats reizen, soms zelfs verhuizen, nieuwe vrienden, bijbaantjes, andere interesses. Ik zag de bui al hangen dat begin november de verplichtingen van een 2e-klasse voetbalteam met titelaspiraties (2x per week trainen, zaterdag spelen) een aantal jongens te veel zou worden. Ze waren toch niet allemaal zo’n enorme voetbalfanaat als hij zelf?

Maar zoon wuifde al die bezwaren weg. Iedereen had er zin in, een paar kwamen zelfs van een andere club over, ze hadden het beloofd, dus het zou heus goedkomen.


Nu had ik in al die jaren ook geleerd om niet mijn zin door te drukken als zoon echt iets wilde. Zijn geschiedenis op school was bepaald niet zonder obstakels. Alle keren dat we hadden geprobeerd ‘normaal’ gedrag bij hem af te dwingen, waren faliekant mislukt. Als ons een ding duidelijk was geworden, dan was het wel dat zoon bij voorkeur zijn eigen pad ging.

Er waren ook dingen goed gegaan in die jaren. Zo werkte hij al jaren bij dezelfde pizzaketen. Sterker, de vrienden die zijn voetbalteam zouden gaan vormen, waren daar ook allemaal gaan werken op zijn voorspraak. Tot ieders genoegen, ook van de bedrijfsleider, die nauwelijks zorgen had over de personeelsplanning, omdat de jongens dat allemaal onderling regelden. Enkele jaren terug had zoon z’n vmbo-diploma gehaald, middenin coronatijd. En nog niet zo lang geleden was hij geslaagd voor zijn rijbewijs. Het waren momenten van groei geweest, zowel voor hem als voor ons, zijn ouders.

Het waren lessen in loslaten voor ons. Als hij echt iets wilde, zo leerden we, dan bleek hij wel verantwoordelijkheid te kunnen nemen. Zich over zaken heen te kunnen zetten. Het met iemand uit te kunnen houden, zoals die horkerige rijinstructeur. Wij stonden er dan bij, en keken ernaar, vol verbazing, soms met ongeloof en uiteindelijk toch trots.

De aankondiging van het vriendenteam was weer zo’n moment, begreep ik. Dit was iets wat hij heel graag wilde. We moesten hem de ruimte geven het uit te voeren en erop vertrouwen dat het goed zou komen. Zelfs als het een teleurstelling zou worden. Achteraf kon ik zien, dat die teleurstelling steeds was, waar we hem voor wilden behoeden. Omdat zijn reactie daarop zo heftig kon zijn. Dat was altijd zo geweest, zeker toen hij jonger was. Maar hij was inmiddels 18, hij moest en mocht zijn eigen keuzes maken. Dus ook dat vriendenteam beginnen.

Maar ook ik ben maar een mens. Dus ik geloofde er toch niet echt in bij de start. En daar werd ik nu door hem aan herinnerd. En terecht, want mijn bange vermoedens waren niet uitgekomen. Niemand was afgehaakt. Zelfs niet de jongens die in verre steden gingen studeren. Zelfs niet toen een paar spelers vervelende, langdurige blessures kregen. Die ontpopten zich tot trainer en coach, en werden geaccepteerd door de anderen in die rol. Er ontstond een team, waarin ieder zo z’n rol had. Er waren betere voetballers bij, en mindere, maar iedereen hoorde erbij.

De trainingen gingen altijd door, ook met slecht weer en ijzige kou. Ze kregen iedere zaterdag een team op de been. Hadden altijd genoeg auto’s geregeld om naar uitwedstrijden te rijden. En de sportieve resultaten vielen niet tegen. Zo kwam het dat, terwijl wij dat balletje-overtrap deden in de woonkamer, het vriendenteam van zoon een week voor het einde van het seizoen tweede in de competitie stond, met uitzicht op het kampioenschap.


Die zaterdag stonden alle ouders dus langs de lijn, bij de laatste wedstrijd van het seizoen. De koploper had punten verspeeld in hun laatste wedstrijd, de week ervoor. Bij winst zou het vriendenteam kampioen zijn. De tegenstander was de nummer 4 in de stand, voor hun stond er niets meer op het spel. Het was nog net niet kat in ’t bakkie, maar ze konden de kampioensbeker bij wijze van spreken bijna aanraken.

Zeker toen ze na een kwartier spelen met 2-0 voor stonden. Zou het dan toch echt gebeuren? Het zou zo’n mooie afsluiting zijn voor hem, na al die moeilijke jaren, waarin hij zo geworsteld had af en toe, kampioen worden met z’n eigen team. Het enige wat er nog aan ontbrak, bij deze 2-0, was dat hij als topscorer van het team zelf nog niet gescoord had.

Maar ook dat droomscenario kwam uit. Want in een vliegende aanval nam zoon plotseling zelf de bal mee vanaf de middencirkel, passte naar een teamgenoot op links, die de bal op snelheid meenam, richting de hoek van het strafschopgebied. Actie gemaakt, verdediger uitgeschakeld, en de bal door het midden teruggelegd op zoon die attent mee was gelopen en de voorzet snoeihard de touwen injoeg, onhoudbaar voor de keeper. 3-0.

Wedstrijd gespeeld, team kampioen, groot feest, alle ouders juichend en in tranen langs de kant.

Maar zo ging het niet. 

De verdediger was tijdens de actie geraakt aan zijn hoofd en bleef liggen op het veld. De scheidsrechter had gefloten en het doelpunt afgekeurd. De wedstrijd lag even stil, de speler kon weer verder, maar het team kwam niet meer zo goed in de wedstrijd als daarvoor. Er viel onverwacht een tegengoal en het spel werd onrustig. Na rust waaide nog zomaar een bal van de tegenstander het doel in, en zo was het 2-2. De tegenstander beperkte zich verder voornamelijk tot verdedigen en ballen ver het veld uittrappen. Het voetbal werd er niet beter op. Na een rommelige 2ehelft met veel tijdrekken en overtredingen stokte de stand op 3-3. Weg kampioenschap. 

Gedoe natuurlijk, over die afgekeurde goal. Spelers omcirkelden de scheidsrechter om verhaal te halen, tevergeefs natuurlijk. Anderen lagen languit op het veld, hun hoofd achter hun handen of shirt verborgen. Sommigen scholden en schopten van frustratie tegen de dug-out. 

Behalve zoon. Die bleef rustig, liep het veld rond om tegenspelers een hand te geven, maande ondertussen hier en daar een teamgenoot tot kalmte en ging vervolgens teleurgesteld maar zonder woede in zijn eentje in de dugout zitten, om te verwerken wat er zojuist gebeurd was. De jongen die nog maar een jaar daarvoor woedend kon worden met een agressie waar je bang van werd, bleef nu beheerst en verwerkte in stilte z’n teleurstelling.

Er gebeurde niets bijzonders eigenlijk, en juist dat was bijzonder. Als hij kampioen was geworden, dan was hem dat ontzettend gegund. Het zou een droomeinde zijn geweest van een bijzonder seizoen en een sprookjesachtig einde aan zijn grillige voetbalcarrière als jeugdspeler. 

Maar nu hij geen kampioen was geworden, stelde hem dat in staat om pas echt te laten zien welke ontwikkeling hij had doorgemaakt. En die was geen sprookje, maar werkelijkheid.

Deel dit artikel